Betekenis van:
ruilhandel

ruilhandel (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • handel met gesloten beurzen
"ruilhandel bedrijven"
"een ruilhandel in [levensmiddelen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ruilhandel (tegenprestatie in natura)
  2. Voorts werden voor dezelfde onderneming een onregelmatige afschrijvingspraktijk en aanwijzingen van ruilhandel met betrekking tot vaste activa geconstateerd.
  3. De onderneming betoogde ook dat, wat de ruilhandelpraktijken betreft, de in dit onderzoek vastgestelde gevallen van ruilhandel in het kader van dit criterium geen significante waarde vertegenwoordigden.
  4. Ten slotte mocht de onderneming volgens haar vergunning voor bedrijfsuitoefening compensatiehandel en ruilhandel drijven en kon zij niet aantonen dat dit niet had plaatsgevonden.
  5. De hoogte van het bedrag bij dergelijke praktijken is voor het onderzoek echter niet van belang, aangezien de werkelijke waarde van de verhandelde goederen alleen bekend is bij de partijen die bij de ruilhandel betrokken zijn.