Betekenis van:
schaats

schaats (de ~ | meervoud schaatsen)
Zelfstandig naamwoord
  • (schoen met) lang, smal, geslepen ijzer
"schaatsen slijpen"
"schaats rijden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schaats
Zelfstandig naamwoord
  • een ijzer dat onder de schoenen wordt gebonden of aan de schoenen is vastgemaakt, om zich daarmee over het ijs te verplaatsen

Werkwoord