Betekenis van:
schuit

schuit (de ~ | meervoud schuiten)
Zelfstandig naamwoord
  • grote schoen
"wat een enorme schuiten heb jij zeg!"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schuit
Zelfstandig naamwoord
  • een eenvoudig open vrachtvaartuig zonder dek, opbouw of aandrijving
"De schuitje lag vlak bij de haven in het water te dobberen."
schuit
Zelfstandig naamwoord
  • een grote schoen
"Wat een schuiten heb je toch!"
schuit
Zelfstandig naamwoord
  • bij het weven gebruikte houder met het klosje garen

Voorbeeldzinnen

  1. Lash/seabee-schuit