Betekenis van:
sinds

sinds
Voorzetsel
  • sedert, vanaf het moment dat
"Hij is sinds vorige week in Rome."
sinds
Voegwoord
  • vanaf het moment dat
"Hij is sinds hij vorige week naar Rome vertrok hier niet meer gezien."

Voorbeeldzinnen

  1. Ik woon hier sinds 1990.
  2. Zijn gezondheid is verslechterd sinds het ongeluk.
  3. Ik heb sinds dagen niet gegeten.
  4. Mijn broer is ziek sinds gisteren.
  5. Ik studeer sinds tien maanden in China.
  6. Sinds vanmorgen heb ik drie boeken gelezen.
  7. Het is aan het regenen sinds dinsdag.
  8. Sinds 1975 kent Spanje een democratie.
  9. Ik woon sinds gisteren in Kobe.
  10. Tien jaar zijn verstreken sinds zijn dood.
  11. Ik ken John al sinds 1976.
  12. Dit is de droogste juni sinds de jaren dertig.
  13. Tom woont al in New York sinds hij klein was.
  14. Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.
  15. Sinds die dag zal hij me nooit meer groeten.