Betekenis van:
sneeuwen

sneeuwen
Werkwoord
  • vallen van sneeuw
"het sneeuwt"
"licht/hard sneeuwen"

Hyperoniemen

sneeuwen
Werkwoord
  • het vallen van hemelwater onder de vorm van sneeuwvlokken

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Misschien gaat het sneeuwen.
  2. Misschien gaat het sneeuwen.
  3. Morgen gaat het sneeuwen.
  4. Morgen gaat het sneeuwen.
  5. Het is begonnen te sneeuwen.
  6. Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.
  7. Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
  8. Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
  9. Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.
  10. Het was aan het sneeuwen wanneer ik de gordijnen opende.