Betekenis van:
snurken

snurken
Werkwoord
  • tijdens de slaap een snorrend, zagend keelgeluid maken
"liggen te snurken"
"niet snurken"

Synoniemen

Hyperoniemen

snurken
Werkwoord
  • ademen met een niet goed geopende luchtpijp, waardoor een rochelend geluid ontstaat
"Mensen die snurken hebben daar vaak, direct of indirect, veel last van."

Voorbeeldzinnen

  1. Tom hoorde Mary in de les snurken.
  2. Als het op snurken aankomt kan niemand meneer Snurk verslaan.