Betekenis van:
spaargeld

spaargeld (het ~ | meervoud spaargelden)
Zelfstandig naamwoord
  • gespaard geld; gespaard geld; kleine pot

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Wij hebben geen (gemeenschappelijk) spaargeld
  2. Nemen van beslissingen over het gebruik van spaargeld
  3. diensten op het gebied van het direct en indirect aantrekken van spaargeld en leningen;
  4. In 2005 was 122 miljard EUR op een balanstotaal van 150 miljard EUR afkomstig van spaargeld op postrekeningen, en in 2006 was 145 miljard EUR op een balanstotaal van 181 miljard EUR afkomstig van spaargeld op postrekeningen (bron: CDP jaarverslag 2005 en 2006).