Betekenis van:
spat

spat (de ~ | meervoud spatten)
Zelfstandig naamwoord
  • afspringend of opspringend deeltje van vocht, modder, gesmolten metaal enz.
"geen spat"
"een spat [motregen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

spat
Zelfstandig naamwoord
  • vlek die het resultaat is van spatten

Werkwoord