Betekenis van:
spreker

spreker (de ~ | meervoud sprekers)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die het woord voert
"sprekers uitnodigen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij onderbrak de spreker telkens met vragen.
  2. De spreker reageert onmiddellijk, gepast en informatief.
  3. De spreker reageert veelal onmiddellijk, gepast en informatief.
  4. De delegaties herhalen geen argumenten van een vorige spreker.
  5. Hij weet de spreker/luisteraar-verhouding doeltreffend te beheren.
  6. De spreker reageert soms onmiddellijk, gepast en informatief.
  7. De spreker maakt spontaan gebruik van passende partikels en connectoren.
  8. De spreker interageert gemakkelijk in bijna alle situaties.
  9. De spreker produceert taaluitingen in een passend tempo.
  10. Het is mogelijk dat de spreker een taalkundige complicatie of een onverwachte omstandigheid niet begrijpt.
  11. De spreker maakt reeds in beperkte mate gebruik van partikels of connectoren.
  12. De spreker beheerst enkel een paar eenvoudige, gememoriseerde grammaticale structuren en zinspatronen.
  13. De spreker heeft veel tijd nodig om te antwoorden en het antwoord is vaak ontoereikend.
  14. Een spreker mag niet in de rede worden gevallen, behalve door de Voorzitter.
  15. Indien een spreker van het onderwerp afdwaalt, roept de Voorzitter hem tot de orde.