Betekenis van:
taalonderwijs

taalonderwijs (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • onderricht in een taal of talen
"taalonderwijs geven"
"taalonderwijs volgen"

Hyperoniemen

taalonderwijs
Zelfstandig naamwoord
  • het verschaffen van taallessen

Voorbeeldzinnen

  1. het trainen en opleiden van personeel van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van taalonderwijs;
  2. specifieke maatregelen om de arbeidsparticipatie van migranten te vergroten en daardoor hun sociale integratie te versterken, de geografische en beroepsmobiliteit van werknemers en grensoverschrijdende integratie van arbeidsmarkten te vergemakkelijken, waaronder begrepen begeleiding, taalonderwijs en erkenning van competenties en verworven vaardigheden;
  3. betere voorbereiding van onderdanen van derde landen op hun integratie in de samenleving van het gastland, middels bijstandsverlening voor maatregelen vóór het vertrek uit het thuisland, waarbij hen de kennis en vaardigheden worden bijgebracht die nodig zijn voor hun integratie, zoals beroepsopleiding, verstrekking van informatiepakketten, alomvattende inburgeringscursussen en taalonderwijs in het land van herkomst.
  4. Een groot deel van de opleiding die in het kader van dit blok wordt aangeboden, betreft algemene IT-vaardigheden, taalonderwijs Engels, taal- en rekenvaardigheden, enz. Het leren van taal- en rekenvaardigheden bijvoorbeeld, is bedoeld om lacunes op te vullen die overal ter wereld zijn vastgesteld bij volwassen werknemers in de industrie, los van hun opleidingsniveau.
  5. specifieke maatregelen om de toegang van migranten tot de arbeidsmarkt te vergroten en hun maatschappelijke integratie te bevorderen, door middel van opleiding en de erkenning van in het buitenland verworven kwalificaties, persoonlijke begeleiding, taalonderwijs, steun bij het opzetten van een bedrijf, voorlichting aan werkgevers en migranten over hun rechten en verplichtingen en betere naleving van de antidiscriminatieregels.