Betekenis van:
tandpasta

tandpasta (de ~ | meervoud tandpasta's)
Zelfstandig naamwoord
  • schoonmaakmiddel voor het gebit
"een tube tandpasta"

Hyperoniemen

tandpasta
Zelfstandig naamwoord
  • een poetsmiddel voor de tanden
"Doe je voor het poetsen wel tandpasta op je borstel?"

Voorbeeldzinnen

  1. Waar is de tandpasta?
  2. Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.
  3. Tandpasta
  4. soepele tubes (bijvoorbeeld voor tandpasta)
  5. „Gebruik voor kinderen van zes jaar of jonger niet meer tandpasta dan de grootte van een erwt. Zorg dat ze zo weinig mogelijk tandpasta inslikken.
  6. Artikelen voor persoonlijke hygiëne: toiletzeep, medicinale zeep, reinigingsolie en -melk, scheerzeep, -crème en -schuim, tandpasta enz.
  7. „cosmetica-set” speelgoed waarmee kinderen producten leren maken als geurtjes, zeep, crème, shampoo, badschuim, gloss, lippenstift, andere make-upproducten, tandpasta en conditioners; 25.
  8. De maximaal toelaatbare concentratie in tandpasta heeft betrekking op het gehalte aan elementair fluor (0,15 % berekend als F, oftewel 1500 ppm).
  9. „Op het etiket van tandpasta met verbindingen die fluor bevatten in een concentratie van 0,1 % tot 0,15 % berekend als F, dient, tenzij erop staat dat de tandpasta niet bestemd is voor kinderen (bv. „uitsluitend voor volwassenen”), de volgende tekst te worden aangebracht:
  10. De lidstaten mogen vóór de in artikel 2, lid 1, tweede alinea, bepaalde datum de handel in tandpasta die overeenkomstig de bepalingen tot omzetting van deze richtlijn is geëtiketteerd, niet verbieden.