Betekenis van:
thema

thema (de/het ~ | meervoud thema's)
Zelfstandig naamwoord
  • schoolopgave die bestaat uit het vertalen van een tekst in de eigen of in een vreemde taal
"Griekse thema's"
"thema's maken"

Hyperoniemen

thema (het ~ | meervoud thema's)
Zelfstandig naamwoord
  • terugkerende melodie in een stuk
"variaties op hetzelfde thema"
"iedereen kan wel een thema neuriën uit La Traviata van Verdi"

Hyperoniemen

Hyponiemen

thema
Zelfstandig naamwoord
  • een onderwerp dat behandelt wordt
"Het thema van vandaag is alcoholisme."
thema
Zelfstandig naamwoord
  • een grondgedachte van een kunstwerk of muziekstuk
"Het oude thema werd gebruikt in een nieuw werk."
thema
Zelfstandig naamwoord
  • de stam

Voorbeeldzinnen

  1. Ons thema van de week is: _____.
  2. Prioritair thema
  3. Ad thema „Energie”
  4. Dimensie „prioritair thema
  5. Thema van de geleerde lessen
  6. Het thema beveiligingsonderzoek is flexibel opgezet.
  7. Code voor de dimensie prioritair thema (4)
  8. Code voor de dimensie prioritair thema
  9. Code voor de dimensie „prioritair thema” (3)
  10. Code voor de dimensie prioritair thema (3)
  11. TABEL 1: CODES VOOR DE DIMENSIE PRIORITAIR THEMA
  12. Mondiale milieuverandering zal hoofdzakelijk worden behandeld binnen het thema Milieu.
  13. Fundamenteel biomedisch onderzoek zal integrerend deel uitmaken van dit thema; multidisciplinaire benaderingen zijn van bijzonder belang in het thema gezondheid.
  14. Het thema „Wetenschap in de maatschappij” zal worden uitgevoerd door middel van:
  15. Bij dit thema zal steun worden gegeven aan industriële activiteiten die synergie met andere thema's opleveren.