Betekenis van:
tijdens

tijdens
Voorzetsel
  • gedurende de tijd dat
"Hij was tijdens de kerkdienst naar huis gegaan omdat hij zich onwel voelde."

Voorbeeldzinnen

  1. Niet lezen tijdens het lopen.
  2. Hij stoorde me tijdens mijn werk.
  3. Ik las een boek tijdens het wandelen.
  4. Tijdens mijn zwangerschap had ik bloedvergiftiging.
  5. Kate blijft tijdens weekeindes in Izu.
  6. Ik ga werken tijdens de krokusvakantie.
  7. Tijdens zijn slaap snurkte hij luid.
  8. Jim was tijdens het examen betrapt op spieken.
  9. Ik heb tijdens de middagpauze een hotdog op.
  10. Ik heb haar ontmoet tijdens mijn verblijf in Mexico.
  11. Tijdens de volkstelling zal "Trasjanka" gelijkgesteld worden aan Wit-Russisch.
  12. Tijdens mijn reis ben ik nooit naar Hiroshima gegaan.
  13. Ik kreeg kramp in mijn been tijdens het zwemmen.
  14. Bijna alle werknemers weigerden te werken tijdens de nacht.
  15. Het is onbeleefd tijdens een concert te praten.