Betekenis van:
tijdsduur

tijdsduur
Zelfstandig naamwoord
  • de tijd dat iets duurt
"De nummers op deze cd variëren in tijdsduur van drie tot acht minuten."
tijdsduur
Zelfstandig naamwoord
  • een tijdsspan

Voorbeeldzinnen

  1. Tijdsduur van de fase (s)
  2. betreffende de tijdsduur van bescherming in de Europese Gemeenschap
  3. voor elke windrichtingssector, atmosferische verspreidingscondities, tijdsduur van temperatuurinversies;
  4. De totale tijdsduur daarvan bedraagt ten hoogste 60 minuten.
  5. het decanteren gedurende een voor de desbetreffende oliesoort gebruikelijke tijdsduur,
  6. [Tijdsduur van de bescherming in de aangewezen Verdragsluitende Partijen]
  7. Tijdsduur tussen beschikbaarheid van gegevens en de gebeurtenis of het verschijnsel waarop deze betrekking hebben.
  8. de datums en de tijdsduur van het opstellen van de feitelijke inventaris.
  9. Initieel tijdvak en vernieuwing van de internationale registratie en tijdsduur van de bescherming
  10. de tijdsduur vanaf thuis naar een aangewezen plaats van dienst en vice versa;
  11. het bevoegde wetenschappelijk comité te raadplegen over de tijdsduur van diertransporten;
  12. „De Europese Gemeenschap verklaart dat de maximale tijdsduur van bescherming overeenkomstig haar wetgeving 25 jaar bedraagt.”
  13. Het gebruik van deze accounts, met inbegrip van de tijdsduur en de identiteit van de gebruiker, wordt geregistreerd.
  14. geldt slechts voor de tijdsduur en de producten die nodig zijn om de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen;
  15. de tijdsduur van een lokale transfer vanaf een rustplaats naar de plaats van aanvang van de taak en vice versa.