Betekenis van:
toenemen

toenemen
Werkwoord
  • groter worden in getal of maat
"De bevolking van de aarde is flink toegenomen."

Voorbeeldzinnen

  1. De bijdrage moet toenemen met de tijd.
  2. Hierdoor zou de dumpingmarge aanzienlijk toenemen.
  3. Op basis van markttrends zou het dekkingspercentage aanzienlijk moeten toenemen.
  4. Door een correctie zou de dumpingmarge aanzienlijk toenemen.
  5. De ervaring en de technische knowhow zullen overeenkomstig toenemen.
  6. De vraag naar dit type schepen zal daardoor verder toenemen.
  7. Hierdoor zal de interesse van exporteurs uit derde landen waarschijnlijk verder toenemen.
  8. De invoer uit China is echter sinds 2001 aan het toenemen.
  9. De economische verschillen in groei, interne vraag en inflatiedruk zouden in de eurozone kunnen toenemen.
  10. Uit de statistieken blijkt dat de invoer uit Laos in 2005 is blijven toenemen.
  11. Volgens ramingen zal de propyleenmarkt in de eerstkomende jaren met 3,7 à 4,0 % toenemen.
  12. De in deze richtlijn opgenomen stimulansen zullen de productie van biobrandstoffen wereldwijd doen toenemen.
  13. De werkgelegenheid blijft in 2009 naar verwachting onder 60 % en de werkloosheid zal licht toenemen.
  14. Door deze complexiteit kunnen de algemene kosten van het systeembeheer toenemen.
  15. Deze maatschappijen zouden zo na de verwerving van nieuwe schepen hun capaciteit aanzienlijk hebben zien toenemen.