Betekenis van:
toeschouwer

toeschouwer (de ~ | meervoud toeschouwers)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die toekijkt; toeschouwer
"een toevallige toeschouwer"
"toeschouwers bij een voetbalwedstrijd"

Synoniemen

Hyperoniemen

toeschouwer
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die naar iets kijkt
"De toeschouwers zagen hoe hij verdonk en belden direct 112."
toeschouwer
Zelfstandig naamwoord
  • een bezoeker van een wedstrijd of een voorstelling
"In het stadion waren veel toeschouwers aanwezig."

Voorbeeldzinnen

  1. Bij sportevenementen en optredens wordt onder participatie alleen het bezoeken als toeschouwer verstaan.