Betekenis van:
tunnel

tunnel (de ~ | meervoud tunnels)
Zelfstandig naamwoord
  • kunstmatig aangelegde, kokervormige gang onder iets door
"het einde van de tunnel is in zicht"
"een tunnel inrijden/uitrijden"

Hyperoniemen

Hyponiemen

tunnel
Zelfstandig naamwoord
  • een kunstmatige ondergrondse doorgang
"Verderop loopt de weg een tunnel in."

Voorbeeldzinnen

  1. De nieuwe tunnel zal Brittannië met Frankrijk verbinden.
  2. Tunnel Liefkenshoek
  3. A Tunnel
  4. Tunnel d'Excideuil
  5. doorstroming in de tunnel;
  6. doorstroming in de tunnel;
  7. Mont-Cenis-tunnel (2015-2017), grensoverschrijdend gedeelte
  8. Afmetingen van kuil, tunnel en achtereind van de trawl
  9. Na verdunning in de tunnel wordt de indicatorgascomponent gemeten.
  10. Na verdunning in de tunnel wordt de indicatorgascomponent gemeten.
  11. In de exploitatie- en onderhoudskosten voor de tunnel is ook het gebruik van een toeleidende autosnelweg naar de tunnel inbegrepen.
  12. Deze kosten voor de exploitatie van de tunnel hebben niet alleen betrekking op de tunnel zelf, maar ook op een autoweg die de tunnel op Italiaans grondgebied met het Italiaanse wegennet verbindt.
  13. In sleepnetten mogen panelen met vierkante mazen worden aangebracht vóór de tunnel of op enig punt tussen de voorkant van de tunnel en het achtereinde van de kuil.
  14. De tunnel is cilindervormig en is normaal vervaardigd uit één of twee netten.
  15. Figuur 2 bevat een illustratie van een kuil en een tunnel.