Betekenis van:
uitbraak

uitbraak (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • ontsnapping
"een uitbraak uit [de gevangenis]"

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Uitbraak nr.
  2. Uitbraak nr.
  3. Uitbraak nr.
  4. Primaire vermoedelijke uitbraak
  5. Contact met uitbraak nummer
  6. Contact met uitbraak
  7. Maatregelen op bedrijven met uitbraak
  8. Indeling van gevallen tijdens uitbraak
  9. Maatregelen op bedrijven met vermoedelijke uitbraak
  10. In Slowakije heeft zich een uitbraak van klassieke varkenspest voorgedaan.
  11. Luxemburg kende in 2003 een uitbraak van klassieke varkenspest.
  12. Afwijkingen van bepaalde maatregelen op bedrijven met vermoedelijke uitbraak
  13. er doet zich in die lidstaat een uitbraak voor;
  14. Artikel 7, lid 1 — Maatregelen op bedrijven met vermoedelijke uitbraak
  15. Te volgen procedures bij een vermoedelijke uitbraak van AI