Betekenis van:
uitnodigen

uitnodigen
Werkwoord
  • iemand verzoeken iets bij te wonen
"Hij nodigde hen uit voor een belangrijke bijeenkomst."
uitnodigen
Werkwoord
  • het verzoek tot iem. richten ergens of bij iem. te komen, iets te doen enz.
"iemand uitnodigen op de koffie"
"iemand uitnodigen voor [een sollicitatiegesprek]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Je mag uitnodigen wie je wilt.
  2. Ik zou je graag uitnodigen om te komen eten
  3. De raad van bestuur kan waarnemers op zijn vergaderingen uitnodigen.
  4. Het bestuur kan voor aangelegenheden van algemeen belang uitnodigen:
  5. Het PVC mag het hoofd van het EUPT Kosovo in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.
  6. Het PVC kan het hoofd van de missie in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.
  7. Het PVC kan het hoofd van de missie in voorkomend geval voor zijn vergaderingen uitnodigen.
  8. De ECB kan inschrijvers ook uitnodigen een herziene inschrijving in te dienen.
  9. Het Interimcomité kan niet-leden op zijn vergaderingen uitnodigen om informatie over bepaalde onderwerpen te verstrekken.
  10. De Commissie kan vertegenwoordigers van bij aardobservatie betrokken organisaties als waarnemers bij de vergaderingen uitnodigen.
  11. Het PVC kan, indien nodig, de commandant van de EU-missie op zijn vergaderingen uitnodigen.
  12. Het PVC mag het hoofd van EUPAT in voorkomend geval op zijn vergaderingen uitnodigen.
  13. Met instemming van beide partijen kan de groep deskundigen uitnodigen voor het geven van specifieke informatie.
  14. Het comité kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om de vergaderingen van het comité bij te wonen.
  15. De Algemene Raad kan, indien dit wenselijk wordt geacht, tevens andere personen voor de vergaderingen uitnodigen.