Betekenis van:
uitstellen

uitstellen
Werkwoord
  • naar een later tijdstip verschuiven
"De vergadering werd wegens de sneeuwstorm enige dagen uitgesteld."

Voorbeeldzinnen

  1. Je kan het niet langer uitstellen.
  2. Ik zal mijn reis naar Schotland uitstellen tot het warmer is.
  3. Hef elk oponthoud op, voor wie voorbereid is, is uitstellen altijd schadelijk geweest.
  4. Het Parlement kan de stemming uitstellen tot de volgende vergadering.
  5. Voor het uitstellen van de openbaarmaking geldende drempels en tijdsspannen
  6. Zij mogen tevens de uitvoering van de begeleidende maatregelen uitstellen tot het einde van die periode.
  7. de schuldovereenkomst moet bepalen dat de kredietinstelling de betaling van rente over de schuld mag uitstellen;
  8. op het analoge terrestrische platform blijven en de overstap naar digitale televisie uitstellen;
  9. Bevoegde autoriteiten mogen geen aanvullende eisen stellen bij het verlenen van ontheffingen of uitstellen.
  10. Minimumomvang die de transactie moet hebben om de openbaarmaking gedurende de vermelde tijdsspanne te mogen uitstellen
  11. De lidstaten kunnen dat besluit evenwel om naar behoren gemotiveerde redenen uitstellen tot 20 januari van het volgende jaar.
  12. De lidstaten kunnen op grond van de specifieke omstandigheden de verwijdering in een individueel geval voor een passende termijn uitstellen.
  13. Zij kunnen de toepassing van artikel 12, leden 1 en 2, op verhuurde afzonderlijke gebouwunits uitstellen tot 31 december 2015.
  14. Het Verenigd Koninkrijk heeft voorts een verbintenis gedaan dat AssetCo ook na de opsplitsing deze betalingen zal blijven uitstellen.
  15. De lidstaten kunnen de uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn om aan dit lid te voldoen uitstellen tot uiterlijk twee jaar na 21 december 2007.