Betekenis van:
verontrust

verontrust
Bijvoeglijk naamwoord
  • bezorgd; bezorgd; erg ongerust
"verontruste ouders/buurtbewoners"
"verontrust opbellen/reageren/vragen/kijken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We zijn erg verontrust over de toekomst van dit land.
  2. VERONTRUST door de voortdurende achteruitgang van die hulpbronnen;
  3. De Gemeenschap is verontrust over het toenemende aantal milieudelicten en de gevolgen ervan, die steeds vaker de grenzen overschrijden van de staten waar de delicten worden gepleegd.
  4. De Europese Unie is dan ook verontrust over de verslechtering van de situatie met betrekking tot de democratische beginselen en de rechtsstaat, met name sinds het constitutioneel referendum van 2001, alsmede tijdens de parlementsverkiezingen van 2002 en de presidentsverkiezingen van 2003.