Betekenis van:
veroorzaken

veroorzaken
Werkwoord
  • de oorzaak zijn van
"Het doorknippen van het rode draadje veroorzaakte de explosie."

Voorbeeldzinnen

  1. Ik wil geen paniek veroorzaken.
  2. Welke moeilijkheden kan zij veroorzaken?
  3. (kan kanker veroorzaken),
  4. (kan kanker veroorzaken),
  5. Kan een allergische reactie veroorzaken.”
  6. Kan een allergische reactie veroorzaken.
  7. (kan kanker door inhalatie veroorzaken),
  8. (kan kanker veroorzaken bij inademing),
  9. (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),
  10. (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),
  11. Kan een allergische reactie veroorzaken
  12. (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing),
  13. (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing),
  14. Veroorzaken van kleinere lichamelijke letsels
  15. Kan een allergische reactie veroorzaken.”.