Betekenis van:
vervoerbewijs

vervoerbewijs
Zelfstandig naamwoord
  • een plaatsbewijs voor een openbaar vervoermiddel
"Vanaf 5 juli 2010 kunt u de toegangspoortjes in de Brusselse metro alleen nog met een vervoerbewijs openen."

Voorbeeldzinnen

  1. Vervoerbewijs
  2. het aantal karkassen dat onder verzegeling uit het slachthuis is afgevoerd en het aantal dat in het destructiebedrijf in ontvangst is genomen, het nummer van het vervoerbewijs voor dieren en het nummer van het zegel;
  3. de aantallen karkassen die onder verzegeling van het slachthuis zijn afgevoerd en in het destructiebedrijf in ontvangst zijn genomen, het nummer van het vervoerbewijs voor dieren en het nummer van het zegel;
  4. de hoeveelheden en de indeling van de varkensvleesproducten die onder verzegeling van het inzamelpunt zijn afgevoerd en in het destructiebedrijf in ontvangst zijn genomen, het nummer van het vervoerbewijs en het nummer van het zegel;
  5. de hoeveelheden en de indeling van de rundvlees- en varkensvleesproducten die onder verzegeling uit het inzamelpunt zijn afgevoerd en in het destructiebedrijf in ontvangst zijn genomen, het nummer van het vervoerbewijs en het nummer van het zegel;
  6. als de dieren, op grond van artikel 2, lid 1, derde alinea, zijn gedood op het landbouwbedrijf, het aantal op het landbouwbedrijf gedode dieren, het aantal karkassen dat onder verzegeling van dat bedrijf is afgevoerd en het aantal dat in het destructiebedrijf in ontvangst is genomen, het nummer van het vervoerbewijs voor dieren en het nummer van het zegel;
  7. als de dieren op grond van artikel 2, lid 1, derde alinea, zijn gedood op het landbouwbedrijf, het aantal op het landbouwbedrijf gedode dieren, het aantal karkassen dat onder verzegeling uit dat bedrijf is afgevoerd en het aantal dat in het destructiebedrijf in ontvangst is genomen, het nummer van het vervoerbewijs voor dieren en het nummer van het zegel;