Betekenis van:
vrijheid

vrijheid (de ~ | meervoud vrijheden)
Zelfstandig naamwoord
  • het vrij zijn
"dichterlijke vrijheid"
"vrijheid, gelijkheid en broederschap"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vrijheid
Zelfstandig naamwoord
  • het vrij zijn
"In Nederland is er vrijheid van meningsuiting."
vrijheid
Zelfstandig naamwoord
  • een privilege
"Hij kreeg de vrijheid om zich artistiek te uiten."

Voorbeeldzinnen

  1. Mensen houden van vrijheid.
  2. Ze vechten voor vrijheid.
  3. Zij stierven voor de vrijheid.
  4. Wilde je me over vrijheid vertellen?
  5. Licht en vrijheid
  6. De belangrijkste zaak is vrijheid
  7. Waar twijfel is, is vrijheid
  8. In het benodigde eenheid, in het betwijfelde vrijheid, in alles liefdadigheid
  9. Justitie, vrijheid en veiligheid
  10. Vrijheid, veiligheid en recht
  11. Vrijheid van onderzoek
  12. VRIJHEID VAN VESTIGING
  13. Vrijheid van meningsuiting
  14. Justitie, vrijheid en veiligheid
  15. Vrijheid van vestiging