Betekenis van:
weegschaal

Weegschaal (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • één v.d. twaalf sterrenbeelden
"een Weegschaal zijn"

Hyperoniemen

weegschaal
Zelfstandig naamwoord
  • een meetinstrument waarmee het gewicht kan worden bepaald
"We moeten nog een nieuwe weegschaal kopen."
weegschaal
Zelfstandig naamwoord
  • een meetinstrument waarmee het gewicht kan worden bepaald
"We moeten nog een nieuwe weegschaal kopen."
weegschaal (de ~ | meervoud weegschalen)
Zelfstandig naamwoord
  • weegtoestel; gerei om te wegen
"de weegschaal naar de andere kant doen doorslaan"
"op de weegschaal (staan)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Analytische weegschaal
  2. Weegschaal die tot op 0,005 gram nauwkeurig weegt.
  3. Een weegschaal die ten minste tot op ± 0,1 g nauwkeurig is.
  4. Elke weegschaal dient binnen twee jaar, of binnen de door de fabrikant van de weegapparatuur vastgestelde periode als deze korter is, door de fabrikant, een overheidsinstantie op het gebied van maten en gewichten of een andere daartoe bevoegde organisatie te worden geijkt.
  5. Elke weegschaal dient binnen twee jaar, of binnen de door de fabrikant van de weegapparatuur vastgestelde periode als deze korter is, door de fabrikant, een overheidsinstantie op het gebied van maten en gewichten of een andere daartoe bevoegde organisatie te worden geijkt.