Betekenis van:
wekker

wekker (de ~ | meervoud wekkers)
Zelfstandig naamwoord
  • klok met in te stellen alarm
"de wekker op vijf uur instellen/afstellen"
"de wekker loopt/gaat af"

Hyperoniemen

wekker
Zelfstandig naamwoord
  • een apparaat dat gebruikt wordt om de tijd bij te houden en een functie heeft die veel geluid produceert op een ingestelde tijd
"Zet de wekker voor morgenochtend maar een halfuurtje eerder, het wordt druk morgen."

Voorbeeldzinnen

  1. De wekker loopt af.
  2. De wekker wekt me om zeven uur.
  3. De wekker loopt tien minuten voor.
  4. Het eerste ding dat hij kocht was een wekker.
  5. Het is veel beter wakker te worden van de vogels dan van de wekker.
  6. Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.