Betekenis van:
z'n
z'n
Bezittelijk voornaamwoord
- de clitische, onbenadrukte vorm van 'zijn'
"Hij heeft eindelijk z'n zin gekregen."
z'n
Bezittelijk voornaamwoord
- de clitische, onbenadrukte vorm van 'zijn'
"Hij heeft eindelijk z'n zin gekregen."
Voorbeeldzinnen
- Tom speelt op z'n GameCube.
- Hij blies z'n laatste ademtocht uit.
- De stad was verlaten door z'n inwoners.
- Ik gaf hem drie boeken in ruil voor z'n hulp.
- Met z'n drieën vormt men een gezelschap
- Hoe druk je het ook hebt, ik vind dat je op z'n minst een krant zou moeten lezen.
- Voor iemand die alleen een hamer in z'n gereedschapskist heeft ziet elk probleem eruit als een spijker.
- Duitsland kon geen doorslaggevend bewijs voorleggen waaruit blijkt dat op z'n minst een component van de steun niet definitief bij de machinecoöperaties is terechtgekomen; zij waren er immers niet wettelijk toe verplicht het volledige ontvangen steunbedrag in de vorm van diensten tegen gereduceerde prijzen aan de landbouwers te verstrekken.
- Mocht de NMBS […], dan zou zij volgens de Belgische autoriteiten op z'n minst een sociaal plan moeten financieren voor de 1300 resterende werknemers, voor een bedrag van […] miljoen euro, en de schuldeisers van ABX Frankrijk schadeloos moeten stellen (8 miljoen euro voor schuldeisers i.v.m. vastgoed en 6 miljoen euro voor de andere schuldeisers).