Betekenis van:
zakgeld

zakgeld (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • geld voor kleine dagelijkse uitgaven, vooral door ouders aan kinderen gegeven
"je zakgeld helemaal uitgeven aan snoep"
"tien euro zakgeld krijgen"

Hyperoniemen

zakgeld
Zelfstandig naamwoord
  • een hoeveelheid geld die een jongere per week of maand van zijn of haar ouders ontvangt
"Wanneer krijg ik eens wat meer zakgeld?"

Voorbeeldzinnen

  1. Mogelijkheid om te beslissen over aankopen voor de kinderen (met inbegrip van het geven van zakgeld)
  2. de overeenkomst kunnen overleggen die zij hebben gesloten met de organisatie die in de betrokken lidstaat is belast met het vrijwilligersprogramma waaraan zij deelnemen, en waarin hun taken worden beschreven, alsmede de ondersteuning die hun bij het verrichten daarvan wordt verleend, hun werkrooster, de middelen die beschikbaar zijn om de kosten van hun reis, voeding, huisvesting, vervoer en zakgeld te dekken gedurende hun gehele verblijf, en tevens, in voorkomend geval, de opleiding die zij zullen volgen met het oog op een goede vervulling van hun taken;