Betekenis van:
zitje

zitje (het ~ | meervoud zitjes)
Zelfstandig naamwoord
  • tafel met zitplaatsen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De loophulp is voorzien van een zitje/plateau en een mand van metaaldraad.
  2. Een gemotoriseerde golfkar, voorzien van een buisvormig aluminium frame, op wielen, te gebruiken als zitje wanneer de kar niet in beweging is, en voorzien van een stuurstang.
  3. de gereedschappen en andere hulpstukken die de werknemer moet gebruiken, zijn verbonden met het harnas of het zitje van de werknemer of op een andere passende wijze bevestigd;
  4. Het artikel mag met name niet kantelen wanneer een kind in om het even welke richting leunt, probeert op te staan of het zitje omver duwt.
  5. Het artikel mag met name niet kantelen wanneer een kind in om het even welke richting leunt, probeert op te staan of het zitje omver duwt.
  6. de hoogte van de leefruimten dient zodanig te zijn dat het dier de wijk kan nemen in verticale richting en dat het plaats kan nemen op een verhoogd zitje of plankje zonder dat zijn staart de vloer raakt;
  7. Rekening houdend met de risicobeoordeling, en met name in verband met de duur van de werkzaamheden en met ergonomische vereisten, moet worden voorzien in een zitje met geschikte toebehoren.
  8. Veranderingen in de afstanden (tussen het zitje en het badje) door de bewegingen van het kind, in het bijzonder wanneer het gewicht van het kind wordt verplaatst, moeten worden voorkomen en mogen er niet toe leiden dat het kind klem kan komen te zitten.