Betekenis van:
zoek
zoek
Bijvoeglijk naamwoord
- ''alleen predicatief'': niet terug te vinden
"Mijn sleutels zijn zoek."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik zoek mijn camera.
- Zoek een leven, man.
- Ik zoek mijn vrienden.
- Ik zoek een baan.
- Zoek en gij zult vinden.
- Tom is op zoek naar een baan.
- Zoek het op in je woordenboek.
- Ik zoek een jas in mijn maat.
- Ik zoek boeken over de Romeinse geschiedenis.
- Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.
- Ik ben op zoek naar mijn horloge.
- Ik zoek een warme, wollen rok.
- Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.
- Ik zoek een tas voor mijn vrouw.
- Ik keek om me heen, op zoek naar een brievenbus.