Betekenis van:
zwavelzuur

zwavelzuur (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vitriool, bestaande uit 2 atomen waterstof, 1 atoom zwavel en 4 atomen zuurstof
"sterk/verdund/geconcentreerd zwavelzuur"
"Saksisch/rokend zwavelzuur"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

zwavelzuur
Zelfstandig naamwoord
  • een sterk zuur bestaande uit zwavel, waterstof en zuurstof met een wateronttrekende en bijtende werking
"Toen de leerling het potje met zwavelzuur over zijn been liet vallen, spoelde de leraar het bijtende spul meteen met overvloedig water af."

Voorbeeldzinnen

  1. zwavelzuur
  2. Zwavelzuur
  3. Zwavelzuur
  4. zwavelzuur
  5. Zwavelzuur; oleum (rokend zwavelzuur)
  6. zwavelzuur, dextraanester
  7. Titratie met zwavelzuur
  8. zwavelzuur en zwaveligzuur
  9. Zwavelzuur 0,01 mol/l.
  10. Zwavelzuur 0,05 mol/l.
  11. Zwavelzuur, 75 % m/m
  12. Zwavelzuur 3 mol/l.
  13. zwavelzuur, monodecylester, natriumzout
  14. E 513 ZWAVELZUUR
  15. Oleum (rokend zwavelzuur)