Betekenis van:
zwichten

zwichten
Werkwoord
  • toegeven, wijken; het moeten afleggen
"De vijand zwichtte onder de druk van de onverwachte hevige aanval."
zwichten
Werkwoord
  • het aanpassen van de zeilvoering op de wieken i.v.m. de windsterkte
"Bij sterkere wind moet je de molen zwichten door zeil te minderen, bij zwakkere wind juist meer zeil spannen."