Vertaling van din

Inhoud:

Deens
Nederlands
din, dit {pers. vnw.}
je
jouw 
jouwe


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Hvem er din lærer?

Wie is jouw leraar?

Er din mor hjemme?

Is je moeder thuis?

Hvem er din lærer?

Wie is jouw leraar?

Hvad er din blodtype?

Wat is uw bloedgroep?

Tak for din gave.

Bedankt voor je cadeau.

Hvad er din blodtype?

Wat is uw bloedgroep?

Tak for din forklaring.

Bedankt voor de uitleg.

Er dette din cykel?

Is dit jouw fiets?

Tak for din gave.

Bedankt voor je cadeau.

Det er din eneste chance.

Het is je enige kans.

Hvor gammel er din far?

Hoe oud is je vader?

Din søn er næsten en kopi af din far.

Je zoon is bijna een kopie van je vader.

Må jeg låne din paraply?

Mag ik je paraplu lenen?

Skomager, bliv ved din læst.

Schoenmaker, houd u bij uw leest.

Her er din hund. Hvor er min?

Hier is je hond. Waar is de mijne?


Gerelateerd aan din

dit