Vertaling van hun

Inhoud:

Deens
Nederlands
hun {pers. vnw.}
ze
zij 


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Hun er fraværende fordi hun er syg.

Ze is er niet omdat ze ziek is.

Hun har få venner.

Ze heeft weinig vrienden.

Hun er 31 år.

Ze is eenendertig jaar.

Hun hjælper os.

Ze helpt ons.

Hun sagde ikke noget.

Ze heeft niets gezegd.

Kan hun lide appelsiner?

Heeft ze graag appelsienen?

Hun afviste mit forslag.

Ze wees mijn verzoek af.

Hun har blå øjne.

Ze heeft blauwe ogen.

Hun er stærk.

Zij is sterk.

Hun har mange penge.

Zij heeft veel geld.

Hun elsker Tom.

Ze houdt van Tom.

Hun er meget smuk.

Ze is erg knap.

Hun har smukke øjne.

Ze heeft mooie ogen.

Hun begyndte at græde.

Ze begon te wenen.

Hun rødmede af skam.

Ze bloosde van schaamte.