Vertaling van hund

Inhoud:

Deens
Nederlands
hund {zn.}
hond  [m]
Jeg har en hund.
Ik heb een hond.
Denne hund er min.
Deze hond is van mij.


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Denne hund er min.

Deze hond is van mij.

Jeg har en hund.

Ik heb een hond.

Jeg begravede min hund på dyrekirkegården.

Ik heb mijn hond begraven op het huisdierenkerkhof.

Vi ejer en hund og en kat.

We hebben een hond en een kat.

Hun har en hund og seks katte.

Ze heeft een hond en zes katten.

Her er din hund. Hvor er min?

Hier is je hond. Waar is de mijne?

Han har en hund og seks katte.

Hij heeft een hond en zes katten.

Har din hund nogensinde bidt dig?

Heeft jouw hond je ooit gebeten?

Jeg har en hund og en kat.

Ik heb een kat en een hond.

Jeg har en kat og en hund. Katten er sort og hunden er hvid.

Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.