Vertaling van tog

Inhoud:

Deens
Nederlands
tog [o] {zn.}
trein
tros
Er det det rigtige tog til Tokyo?
Is dit de juiste trein naar Tokio?
Det sidste tog er allerede kørt.
De laatste trein is al weg.


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Han tog en uge fri.

Hij heeft een week vrij genomen.

Er det det rigtige tog til Tokyo?

Is dit de juiste trein naar Tokio?

Hvorfor tog du ikke imod hans tilbud?

Waarom wees je zijn aanbod af?

Det sidste tog er allerede kørt.

De laatste trein is al weg.

Jeg tog det foto for en uge siden.

Deze foto heb ik vorige week gemaakt.

Han tog sin pen og begyndte at skrive.

Hij nam zijn pen en begon te schrijven.

Han tog til Amerika for at læse engelsk.

Hij is naar Amerika gegaan om Engels te leren.

Jeg tog det foto for en uge siden.

Deze foto heb ik vorige week gemaakt.

Astronauterne tog op til månen i en raket.

De astronauten gingen naar de maan in een raket.