Vertaling van æble

Inhoud:

Deens
Nederlands
æble [o] {zn.}
appel  [m]
Jeg spiser et æble.
Ik eet een appel.
Han spiser et æble.
Hij is een appel aan het eten.


Voorbeelden in zinsverband

Deens
Nederlands

Jeg spiser et æble.

Ik eet een appel.

Han spiser et æble.

Hij is een appel aan het eten.