Vertaling van Abreißen
						Inhoud:
						
Duits
Nederlands
umreißen, vernichten, zerstören, einreißen, abreißen, niederreißen, zunichte machen, zugründe richten, untergraben {ww.}
vernietigen
verwoesten
vernielen
verwoesten
vernielen
ich werde abreisen
du wirst abreisen
er/sie/es wird abreisen
ik zal vertrekken
jij zult vertrekken
hij/zij/het zal vertrekken
			 					» meer vervoegingen van vertrekken
		 					
ich werde abreisen
du wirst abreisen
er/sie/es wird abreisen
ik zal afreizen
jij zult afreizen
hij/zij/het zal afreizen
			 					» meer vervoegingen van afreizen
		 					
abfahren, abreisen {ww.}
wegrijden
vertrekken
uitlopen
uitvaren
afrijden
vertrekken
uitlopen
uitvaren
afrijden
ich werde abreisen
du wirst abreisen
er/sie/es wird abreisen
ik zal wegrijden
jij zult wegrijden
hij/zij/het zal wegrijden
			 					» meer vervoegingen van wegrijden