Vertaling van Erkrankung

Inhoud:

Duits
Nederlands
Krankheit [v] (die ~), Erkrankung [v] (die ~) {zn.}
ziekte  [v]
kwaal [v]
aandoening  [v]
Was für eine Krankheit habe ich?
Wat voor ziekte heb ik?
Sie leidet an einer ansteckenden Krankheit.
Ze lijdt aan een besmettelijke ziekte.


Gerelateerd aan Erkrankung

Krankheit