Vertaling van Frucht

Inhoud:

Duits
Nederlands
Frucht [v] (die ~) {zn.}
vrucht  [v]
Die Frucht schmeckt süß.
De vrucht is zoet.
Getreide [o] (das ~), Korn [o] (das ~), Frucht [v] (die ~) {zn.}
koren 
graan 


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Die Frucht schmeckt süß.

De vrucht is zoet.

Diese Frucht schmeckt nicht gut.

Dit fruit smaakt niet goed.


Gerelateerd aan Frucht

Getreide - Korn