Vertaling van Genosse

Inhoud:

Duits

Nederlands

Genosse [m] (der ~), Kamerad [m] (der ~) {zn.}

makker
kornuit
maat
kameraad

Gefährte [m] (der ~), Genosse [m] (der ~), Geselle [m] (der ~) {zn.}

kornuit
makker
kameraad
partner
metgezel
maat
gezel

Amtsbruder [m] (der ~), Amtsgenosse, Genosse [m] (der ~), Kollege [m] (der ~) {zn.}

collega [m]
ambtgenoot [m]
vakgenoot

Tom ist mein Kollege.

Tom is mijn collega.

essen, fressen, genießen, speisen {ww.}

eten
nuttigen
vreten
gebruiken
bikken

Eichhörnchen fressen Haselnüsse.

Eekhoorntjes eten hazelnoten.

Ich werde hier essen.

Ik zal hier eten.

genießen, auskosten, sich erfreuen an {ww.}

genieten
zich verlustigen in
zich verheugen in
genieten van

Wir hoffen, dass Sie die Show genießen werden.

We hopen dat je van de voorstelling zult genieten.