Vertaling van Holz

Inhoud:

Duits
Nederlands
Holz [o] (das ~) {zn.}
hout [o]
Holz brennt.
Hout brandt.
Termiten essen Holz.
Termieten eten hout.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Holz brennt.

Hout brandt.

Termiten essen Holz.

Termieten eten hout.

Ich habe einen Schreibtisch aus Holz gebaut.

Ik maakte een bureau van hout.