Vertaling van Pastor

Inhoud:

Duits
Nederlands
Pastor [m] (der ~), Pfarrer [m] (der ~) {zn.}
zielverzorger
zielszorger [m]
voorganger 
predikant
pastor [m]
dominee  [m]
Geistliche, Pastor [m] (der ~), Pfarrer [m] (der ~), Priester [m] (der ~) {zn.}
priester 
zielverzorger [m]
zielszorger [m]
pastor [m]
pastoor  [m]
geestelijke  [m]
Tom ist Priester.
Tom is een priester.


Gerelateerd aan Pastor

Pfarrer - Geistliche - Priester