Vertaling van Schlafen

Inhoud:

Duits
Nederlands
Schlafen {zn.}
slaap 
schlafen {ww.}
slapen
pitten
maffen

wir schlafen
sie schlafen

wij slapen
zij slapen
» meer vervoegingen van slapen

Gehen Sie schlafen!
Ga slapen.
Ich muss schlafen gehen.
Ik moet gaan slapen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich muss schlafen gehen.

Ik moet gaan slapen.

Ich möchte schlafen.

Ik wil slapen.

Ich versuche zu schlafen.

Ik probeer te slapen.

Ich konnte nicht schlafen.

Ik kon niet slapen.

Gehen Sie schlafen!

Ga slapen.

Du sollst schlafen.

Je zou moeten slapen.

Heute müssen wir draußen schlafen.

Vandaag moeten we buiten slapen.

Du solltest früh schlafen gehen.

Je moet vroeg naar bed gaan.

Farblose grüne Ideen schlafen wütend.

Kleurloze groene ideeën slapen woedend.

Gestern bin ich um 10 schlafen gegangen.

Gisteren ging ik om 10 uur naar bed.

Ich konnte die ganze Nacht nicht schlafen.

Ik kon de hele nacht niet slapen.

Ich will noch ein bisschen schlafen.

Ik wil nog wat langer slapen.

Er konnte wegen der Hitze nicht schlafen.

Hij kon vanwege de hitte niet slapen.

Wir können wegen des Lärms nicht schlafen.

We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.

Tom entschied sich, zu versuchen, ohne Kissen zu schlafen.

Tom besloot om zonder kussen proberen te slapen.


Gerelateerd aan Schlafen

schlafen