Vertaling van Sieg

Inhoud:

Duits
Nederlands
Sieg [m] (der ~) {zn.}
overwinning [v]
zege
victorie [v]
Der Sieg ist unwahrscheinlich, aber nicht unmöglich.
Overwinning is onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk.
bewältigen, meistern, bemeistern, siegen, besiegen, überwinden {ww.}
zegevieren
overwinnen
verslaan 
bevangen
siegeln, versiegeln {ww.}
bezegelen
verzegelen
zegelen

ich sieg(e)le

ik bezegel
» meer vervoegingen van bezegelen



Gerelateerd aan Sieg

bewältigen - meistern - bemeistern - siegen - besiegen - überwinden - siegeln - versiegeln