Vertaling van Tanzen

Inhoud:

Duits
Nederlands
Tanzen [o] (das ~) {zn.}
dansen 
gedans
Ich will tanzen.
Ik wil dansen.
Sie will tanzen.
Zij wil dansen.
tanzen {ww.}
dansen 

wir tanzen
sie tanzen

wij dansen
zij dansen
» meer vervoegingen van dansen

Du kannst doch tanzen, oder?
Je kan dansen, nietwaar?
Heute Abend gehen wir tanzen.
Vanavond gaan we dansen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich will tanzen.

Ik wil dansen.

Sie will tanzen.

Zij wil dansen.

Du kannst doch tanzen, oder?

Je kan dansen, nietwaar?

Ich liebe es zu tanzen.

Ik dans graag.

Heute Abend gehen wir tanzen.

Vanavond gaan we dansen.

Ich würde gerne mit dir tanzen.

Ik wil graag met je dansen.

Ist die Katze aus dem Haus, tanzen die Mäuse auf dem Tisch.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Ist die Katze aus dem Haus, tanzen die Mäuse auf dem Tisch.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.


Gerelateerd aan Tanzen

tanzen