Vertaling van Teppich

Inhoud:

Duits
Nederlands
Teppich [m] (der ~) {zn.}
tapijt  [o]
vloerkleed [o]
kleed [o]
karpet [o]
Ich habe meinen Kaffee auf dem Teppich verschüttet.
Ik morste mijn koffie op het tapijt.
Auslegeware [v] (die ~), Teppich [m] (der ~) {zn.}
tapijt


Gerelateerd aan Teppich

Auslegeware