Vertaling van Wirtschaft

Inhoud:

Duits
Nederlands
Wirtschaft [v] (die ~) {zn.}
menage [v]
huishouden 
huishouding [v]
Ökonomie [v] (die ~), Wirtschaft [v] (die ~) {zn.}
economie  [v]
volkshuishoudkunde
zuinigheid  [v]
spaarzaamheid [v]
Die japanische Wirtschaft hat sich schnell entwickelt.
De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.
Die japanische Wirtschaft verzeichnete letztes Jahr ein Wachstum von 4 %.
De Japanse economie is vorig jaar met 4 % gegroeid.
Herberge [v] (die ~), Wirtschaft [v] (die ~), Wirtshaus [o] (das ~), Gasthaus [o] (das ~), Gastwirtschaft [v] (die ~) {zn.}
logement [o]
herberg [v]


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Die japanische Wirtschaft hat sich schnell entwickelt.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

Die japanische Wirtschaft verzeichnete letztes Jahr ein Wachstum von 4 %.

De Japanse economie is vorig jaar met 4 % gegroeid.

Nachdem Barack Obama das schlechte Krisenmanagement der Eurozone kürzlich für die mageren Wachstumsaussichten der Vereinigten Staaten von Amerika verantwortlich machte, „treibt die Wirtschaft die Ufer auf beiden Seiten des Atlantiks immer weiter auseinander“, meint La Stampa.

“De economie drijft landen aan weerszijden van de Atlantische Oceaan uit elkaar”: zo vat La Stampa de gevolgen samen van recente uitspraken van Barack Obama. Daarin beweerde de Amerikaanse president dat de magere groeiperspectieven van de Verenigde Staten toe te schrijven zijn aan de slechte wijze waarop de eurocrisis wordt bestreden.


Gerelateerd aan Wirtschaft

synoniemen

Ökonomie - Herberge - Wirtshaus - Gasthaus - Gastwirtschaft