Vertaling van aktiv

Inhoud:

Duits
Nederlands
aktiv, tätig, geschäftig, unternehmend, werktätig, berufstätig, arbeitend, rührig, emsig, wirksam, zum Besitztum gehörend, zu den Aktiva gehörend, Aktiv- {bn.}
actief 
bedrijvend
werkdadig
werkend
werkzaam
bedrijvig
Aktiv [o] (das ~), Tätigkeitsform, Aktiva, Forderungen {zn.}
tegoed
bedrijvende vorm [m]
bezit  [o]
actief  [o]
Aktiv [o] (das ~), Tätigkeitsform {zn.}
bedrijvende vorm [m]
activum
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
werkend
actief 
bedrijvig
werkzaam
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
beweeglijk
actief 
bedrijvig
werkzaam
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
drukdoenerig
ongedurig
rusteloos
beweeglijk
roerig
actief 
bedrijvig
werkzaam
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
ijverig
arbeidzaam
diligent
naarstig
nijver
noest
vlijtig
werkzaam
actief 
bedrijvig
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
roerig
druk
tumultueus
turbulent
woelig
actief 
bedrijvig
werkzaam
agil, tätig, aktiv, rührig, rege {bn.}
daadwerkelijk
actief 
bedrijvig
werkzaam