Vertaling van auch

Inhoud:

Duits
Nederlands
auch, ebenfalls, gleichfalls {bw.}
eveneens
evenzeer
mede
ook


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Das ist auch wahr.

Ook dat is waar.

Ich bin auch Lehrer.

Ik ben ook leraar.

Kleinvieh macht auch Mist.

Vele kleintjes maken een grote.

Er kommt auch nicht.

Hij komt ook niet.

Ich auch nicht.

Ik ook niet.

Er studiert auch Chinesisch.

Hij studeert ook Chinees.

Kommen sie auch?

Komen zij ook?

"Sie mag Musik." "Ich auch."

"Zij houdt van muziek." "Ik ook."

Sie können auch selbst hingehen.

Je kan beter zelf gaan.

Jack spricht vielleicht auch Spanisch.

Misschien spreekt Jack ook Spaans.

Mir geht es auch gut.

Met mij gaat het ook goed.

Kannst du mir auch eins kaufen?

Kan je er ook één voor mij kopen?

Ich kann es auch nicht erklären.

Ik kan het ook niet uitleggen.

Wo es Leben gibt, gibt's auch Hoffnung.

Waar er leven is, is er hoop.

Tun Sie, was auch immer Sie wollen.

Doe wat je wil.


Gerelateerd aan auch

ebenfalls - gleichfalls